Jesaja 10

 Assyrie, Gods gereedschap.

1-4. De plunderaars

Jes 10:1  Wee dengenen, die ongerechte inzettingen inzetten, en den schrijvers, die moeite voorschrijven;

Hier zien we dat er door het volk regels werden voorgeschreven, maar deze regels waren ongerechte voorschriften.
In het volgende vers lezen we wat deze zijn.

Jes 10:2  Om de armen van het recht af te wenden, en om het recht der ellendigen Mijns volks te roven, opdat de weduwen hun buit worden, en opdat zij de wezen mogen plunderen!

Hier worden twee dingen genoemd.
    -De weduwen werden berooft.
    -De wezen werden geplunderd.

Vergelijk ook Ezechiel 34 waar we lezen dat de leiders van het land, die gelijk herders hadden moeten zijn, geworden waren als rovers. Ze waren plunderaars geworden inplaats van beschermers en verzorgers. En specifiek voor deze twee groepen van mensen.
In deze tijd waren er geen sociale kansen voor deze twee groepen. En het waren deze in het bijzonder die niet verzorgd werden, nee ze werden ten buit.

God heeft altijd al een hele belangrijke plaats gehad voor weduwen en wezen.
Ze waren degene die het meeste hulp nodig hadden en de leiders van dit volk waren degene die juist deze twee groepen beroofden en plunderden, ze waren een makkelijke prooi.

Vergelijk: -Deut. 27: 19
    -Jacobus 1: 27

Weduwen en wezen zijn altijd een kwetsbare groep van mensen geweest.

In het nieuwe testament lezen we ook een aantal keren over weduwen en de problemen die onstonden omtrent hen.
    -Handelingen 6: 1-7
    -1 Tim. 5: 14-16

Jes 10:3 Maar wat zult gijlieden doen ten dage der bezoeking, en der verwoesting, die van verre komen zal? Tot wien zult gij vlieden om hulp, en waar zult gij uw heerlijkheid laten?

Jes 10:4 Dat elkeen zich niet zou buigen onder de gevangenen, en vallen onder de gedoden? Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt.

God vraagt dat om te gedenken waar hun hulp vandaan zou komen als de verwoesting van verre komt. (Assyrie)
Drie vragen worden hier gesteld die wel heel serieus overdacht zouden moeten worden.
    - Maar wat zult gijlieden doen ten dage der bezoeking, en der verwoesting, die van verre komen zal?
    -Tot wien zult gij vlieden om hulp, en waar zult gij uw heerlijkheid laten?
    -Dat elkeen zich niet zou buigen onder de gevangenen, en vallen onder de gedoden?

Hun glorie, heerlijkheid, was hun politieke status en hun rijkdom. Wat zouden ze daarmee doen. Waar konden ze dat laten zodat het veilig was. Nergens, het zou allemaal meegenomen worden.

Wat zou ervan hun overblijven??
Vergelijk ook Lukas 12: 20

Hier vinden we ook de vierde en laatste keer de woorden: "Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt". Deze woorden waren we eerder tegengekomen – 9: 12, 17, 21- en deze woorden dragen de betekenis dat God zijn hand tegen hun had uitgestrekt en dat er meer zou komen.
We hebben dan ook gezien dat er over vier verschillende elementen werd gesproken om duidelijk te maken hoe de hand van God hen sloeg:
    -9: 8-12 Ze zouden aangevallen worden.
    -9: 13-17 Ze zouden afgesneden worden.
    -9: 18-21 Het land zou verduisterd worden
    -10: 1-4 De verwoesting van verre.


5-11. Assyrie, de roede van Jehovah.

Jes 10:5  Wee den Assyrier, die de roede Mijns toorns is, en Mijn grimmigheid is een stok in hun hand!

Hier zien we dan ineens de relatie tussen de Assyriers en God. De Assyriers waren een gereedschap in de hand van God om Zijn volk (het volk) te slaan.
    -Vergelijk Hab. 1: 5-11
    -Vergelijk ook Daniel 2: 21
    -Vergelijk ook Jesaja 7: 20

Als we lezen over de roede in het Oude Testament heeft dat vaak te maken met correctie en dan vaak van de hand des Heeren.
    -Psalm 89: 32
    -Klaagliederen 3: 1

Jes 10:6                Ik zal hem zenden tegen een huichelachtig volk, en Ik zal hem bevel geven tegen het volk Mijner verbolgenheid; opdat hij den roof rove, en plundere de plundering, en stelle het ter vertreding, gelijk het slijk der straten.

Hier word ons verteld dat het volk van God een huichelachtig volk is. Huichelachtig betekent om een valse indruk te wekken door te pretenderen iets te zijn wat je niet bent.

Verder zien we hoe Assyrie tegen dit volk zou komen als de roede in de hand van God.
    -Ze zouden beroofd worden.
    -Ze zouden geplunderd worden.
    -Ze zouden vertreden worden.

Zo kwam God over hen in zijn gericht.
Ze hadden wilde vruchten voortgebracht (hfst. 5) en dat had niet moeten zijn.
God had alles voor hen gedaan, maar ze waren tegen Hem gekomen in zonde en ongerechtigheid.

Jes 10:7  Hoewel hij het zo niet meent, en zijn hart alzo niet denkt, maar hij zal in zijn hart hebben te verdelgen, en uit te roeien niet weinige volken.

De koning van Assyrie had het niet in Zijn hart dat hij het instrument van God was.
Het enigste wat in zijn hart was om volken te verdelgen en volken uit te roeien.

De koning van Assyrie ging voort als een plunderaaar en was hoogmoedig. Hij ging voort als een bloeddorstig mens, aan hem de eer en niet aan God.

In Spreuken 29: 23 lezen we: "De hoogmoed des mensen zal hem vernederen; maar de nederige van geest zal de eer vasthouden".

Nederigheid is de sleutel tot succes.
    -Matt. 5: 3

En trots is de sleutel tot verdelging en verwoesting.


Jes 10:8  Want hij zegt: Zijn niet mijn vorsten al te zamen koningen?

Jes 10:9  Is niet Kalno gelijk Karchemis? Is Hamath niet gelijk Arfad? Is niet Samaria gelijk Damaskus?

De grootheid van de koning van Assyrie word hier aangegeven door het feit dat alle steden genoemd hierboven door hem ingenomen werden/waren.
    -Kalno: 738 B.C.
    -Karchemis: 717 B.C.
    -Hamath: 720 B.C.
    -Arfad: 740 en 720 B.C
    -Samaria: 722 B.C.
    -Damascus: 732 B.C.

Dit is wat deze koning dacht. Ik heb al deze steden al ingenomen. Ook Israel en Juda zal ik innemen. Zijn grootsheid werd zijn val.

Jes 10:10   Gelijk als mijn hand gevonden heeft de koninkrijken der afgoden, ofschoon hun gesneden beelden beter zijn, dan die van Jeruzalem, en dan die van Samaria;

Jes 10:11   Gelijk als ik gedaan heb aan Samaria en aan haar afgoden, zou ik alzo niet kunnen doen aan Jeruzalem en aan haar afgoden?

De overwinningen of verliezen werden gezien als een beeld van de kracht van de god van de naties. Sinds de beelden van de andere naties mooier waren dan die van Jerusalem en Samaria zouden ze hen makkelijk in kunnen nemen. Zo was hun gedachte.
Er was geen hoge dunk van Jerusalem en Samaria.

12-19 De trots van Assyrie en het antwoord van Jehovah.

Jes 10:12    Want het zal geschieden, als de HEERE een einde zal gemaakt hebben van al Zijn werk op den berg Sion en te Jeruzalem, dan zal Ik te huis zoeken de vrucht van de grootsheid des harten van den koning van Assyrie, en de pracht van de hoogheid zijner ogen.

God had een werk te doen, maar zou aan de koning van Assyrie rekenschap geven.
Vanwege:
    -De grootsheid des harten
    -De pracht van de hoogheid zijner ogen.

Als God Zijn werk had verricht op den berg Sion en in Jerusalem dan zou God Assyrie bezoeken voor zijn daden.

Jes 10:13   Omdat hij gezegd heeft: Door de kracht mijner hand heb ik het gedaan, en door mijn wijsheid, want ik ben verstandig; en ik heb de landpalen der volken weggenomen, en heb hun voorraad geroofd, en heb als een geweldige de inwoners doen nederdalen;

Jes 10:14  En mijn hand heeft gevonden het vermogen der volken, als een nest, en ik heb het ganse aardrijk samengeraapt, gelijk men de eieren die verlaten zijn, samenraapt; en er is niemand geweest, die een vleugel verroerde, of den bek opendeed, of piepte.

Als we hier naar de persoonlijke voornaamwoorden kijken zien we de gedachte van de koning van Assyrie.
    - Door de kracht mijner hand heb ik het gedaan.
    - En door mijn wijsheid, want ik ben verstandig.
    -En heb hun voorraad geroofd, en heb als een geweldige de inwoners doen
nederdalen.
    -Mijn hand heeft gevonden het vermogen der volken, als een nest.
    -Ik heb het ganse aardrijk samengeraapt, gelijk men de eieren die verlaten zijn,
samengeraapt.

Hier zien we dan ineens de hoogmoed van de koning van Assyrie.
Hij dacht dat hij het allemaal zelf had gedaan, hij had nog niet geleerd dat God degene was die hem de kracht had gegeven, hij had nog niet geleerd dat God degene was die al deze dingen had bepaald.

Vergelijk Lukas 12: 16- 21 en zie ook daar de persoonlijke voornaamwoorden.

Jes 10:15  Zal een bijl zich beroemen tegen dien, die daarmede houwt? Zal een zaag pochen tegen dien, die ze trekt? Alsof een staf bewoog degenen, die hem opheffen? Als men een stok opheft, is het geen hout?

Maar de Here zegt: Zal een bijl zich beroemen tegen degene die daarmede houwt etc.
Het beeld dat hier gegeven word is dat de kracht van de koning van Assyrie in de Heer was. God gaf hem deze overwinnigen.

De koning van Assyrie was als een bijl in de hand des Heeren.
En hoe kan een bijl of een zaag pochen tegen de hand die hem vasthoud?
Een bijl of een zaag doet niets zonder dat een hand die oppakt en er iets mee doet.
Zo was de koning van Assyrie in de hand van God krachtig geweest en had vele overwinningen kunnen behalen. Maar aan wie de eer??

Vergelijk ook Daniel 4: 28-37

Jes 10:16  Daarom zal de Heere HEERE der heirscharen onder zijn vetten een magerheid zenden; en onder zijn heerlijkheid zal Hij een brand doen branden, als den brand des vuurs.

Jes 10:17   Want het Licht van Israel zal tot een vuur zijn, en zijn Heilige tot een vlam, welke in brand steken en verteren zal zijn doornen en zijn distelen, op een dag.

De Here, Jehovah zou het verterende vuur zijn voor Assyrie.
     -Jesaja 31: 8

Vergelijk ook de profetie die gegeven word over Assyrie:
    -Jesaja 14: 24-27

God zou komen over Assyrie. God, het licht van Israel, zou tot een vuur en een vlam worden.
Hij zou verbranden en verteren.

Jes 10:18   Ook zal Hij verteren de heerlijkheid zijns wouds en zijns vruchtbaren velds; van de ziel af, tot het vlees toe; en hij zal zijn, gelijk als wanneer een vaandrager versmelt.

Jes 10:19   En de overgebleven bomen zijns wouds zullen weinig in getal zijn, ja, een jongen zou ze opschrijven.

In God's bezoeking over Assyrie zouden zijn heerlijkheid verteerd worden.
    -Van den ziel af tot het vlees toe.
    -Hij zal zijn als de vaandrager die versmelt.
    -Hij zou worden als bomen des wouds die door een jongen zouden kunnen
worden opgeschreven.

Dit alles word gegeven om ons een beeld te geven van wat er uiteindelijk van Assyrie zou overblijven.


20-23. Een overblijfsel keert terug.


Jes 10:20  En het zal geschieden te dien dage, dat het overblijfsel van Israel, en de ontkomenen van het huis Jakobs niet meer steunen zullen op dien, die ze geslagen heeft; maar zij zullen steunen op den HEERE, den Heilige Israels, oprechtelijk.


Er zou niet meer gesteund worden op degene die hun geslagen had (Assyrie), maar op de Heer, de Heilige Israels.
De tijd van vrijheid en van verandering was aangebroken.

Degene die zouden steunen op de Heere zouden komen van beide huizen, het huis van Israel en het huis van Jacob. Van beide zouden mensen terugkeren.

Jes 10:21   Het overblijfsel zal wederkeren, het overblijfsel van Jakob, tot den sterken God!

Jes 10:22  Want ofschoon uw volk, o Israel! is gelijk het zand der zee, zo zal toch maar het overblijfsel daarvan wederkeren;de verdelging is vastelijk besloten, overvloeiende met gerechtigheid.


Alhoewel het volk als het zand der zee is, ze zouden allemaal weggevoerd worden.
We zien hier ook een relatie met de belofte aan Abraham in Gen. 12: 2; 22: 17.

En uiteindelijk zou maar een heel klein (overblijfsel) deel weer terug komen in het land.
Maar wel onder de gelukkige omstandigheid dat God hun sterkte zou zijn.

Gelijk de zoon van Jesaja genoemd word: Schear-Jaschub. (Hfst. 7:3)
Een overblijfsel zou terugkeren.


Jes 10:23   Want een verdelging, die vastelijk besloten is, zal de Heere HEERE der heirscharen doen in het midden dezes gansen lands.

De verdelging was besloten door de Here.
Vergelijk Romeinen 9: 27

Dit oordeel en deze verdelging was ook volgens en overvloeiende met gerechtigheid.
Alles wat God doet is eerlijk en volgens gerechtigheid. (Psalm 97: 1-2)


24-34. Wees niet bang, de Heere heeft alles in zijn handen.

Jes 10:24   Daarom zegt de Heere HEERE der heirscharen alzo: Vreest niet, gij Mijn volk, dat te Sion woont! voor Assur, als hij u met de roede zal slaan, en hij zijn staf tegen u zal opheffen, naar de wijze der Egyptenaren;

De Here geeft hier de vertroostende woorden dat ze niet moeten vrezen.
God is in dit alles met hen. Ja, ze werden gestraft, maar God zou loyaal blijven aan Zijn beloften. Sion was nog steeds symbool voor het koningschap van God.

Jes 10:25   Want nog een klein weinig, zo zal volbracht worden de gramschap, en Mijn toorn tot hun vernieling.

Hier worden de Judears voordat ze weggevoerd worden al verteld over de verdelging van de Assyiers. God gaf hoop aan dit volk. Het was nog maar een kleine tijd verwijderd.

Jes 10:26  Want de HEERE der heirscharen zal tegen hem een gesel verwekken, gelijk de slachting van Midian was aan de rots van Oreb; en gelijk Zijn staf over de zee was, denwelken Hij verheffen zal, naar de wijze der Egyptenaren.

Het waren de Babyloniers (Nebuchadnezar) die het koninkrijk van Assyrie verwoest hebben.
Ook zij waren een gesel in de hand des Heeren.

Deze gesel word beschreven als gelijkend aan:
-De slachting van Midian. (Richteren 7)
-Gelijk de staf over de zee. (Toen God de staf liet gaan over de zee vonden al de
Egyptenaren de dood) Zo zouden ook de Assyriers de dood vinden.

Jes 10:27   En het zal geschieden ten zelfden dage, dat zijn last zal afwijken van uw schouder, en zijn juk van uw hals; en het juk zal verdorven worden, om des Gezalfden wil.

Dit alles was vanwege de Gezalfde. Omwille de Christus.
We zien hier de relatie tussen de komende Christus en het overblijfsel. Het overblijfsel zou terugkomen om het pad te maken voor de komende Christus. God had een belofte gemaakt aan Abraham en zou deze vervullen door Israel.

Jes 10:28  Hij komt te Ajath, hij trekt door Migron; te Michmas legt hij zijn gereedschap af.

Jes 10:29  Zij trekken door den doorgang, te Geba houden zij hun vernachting; Rama beeft, Gibea Sauls vlucht.

Jes 10:30 Roep luide met uw stem, gij dochter van Gallim! laat ze horen tot Lais toe, o ellendige Anathoth!

Jes 10:31 Madmena vliedt weg, de inwoners van Gebim vluchten met hopen.

Jes 10:32    Nog een dag blijft hij te Nob; hij zal er zijn hand bewegen tegen den berg der dochter van Sion, den heuvel van Jeruzalem.

Van de 12 steden die hier genoemd worden weten we van 8 ook de lokatie.
Van de meesten die genoemd worden weten we niet veel.
    -Ajath (1)
    -Migron (2) (1 Sam. 14: 2)
    -Michmas (11) (1 Sam. 13, 14; Ezra 2: 27; Neh. 7; 31, 11: 31)
    -Geba (12) (Jozua 21: 17)
    -Rama (37) (Jozua 18: 27)
    -Gibea (38) (Jozua 15: 57)
    -Gallim (2) (1 Sam. 25: 44)
    -Lais (7) (Richteren 18: 7)
    -Anathoth (15) (Jozua 21: 18)
    -Madmena (1)
    -Gebim (1)
    -Nob (6) (1 Sam. 21: 1)

*De nummers achter de steden geeft aan hoeveel keer deze stad genoemd word in de Bijbel

Hij roept, hij schreeuwt dat de vernieling groot zal zijn.
De verschrikker zou komen. En dan zal hij overnemen. Zelfs Jerusalem zou aan hem vallen.

Jes 10:33 Doch ziet, de Heere HEERE der heirscharen zal met geweld de takken afkappen, en die hoog van gestalte zijn, zullen nedergehouwen worden; en de verhevenen zullen vernederd worden.

Jes 10:34  En Hij zal met ijzer de verwarde struiken des wouds omhouwen; en de Libanon zal vallen door den Heerlijke.

Hij zal vallen. De Assyriers zullen ten val komen.
Als hoge bomen neergehouwen worden zo zal Assyrie neergehaald worden. De verhevene zal nedervallen.

Dit is dan het einde van allen die zichzelf verhogen tegenover de majesteit van God.
Laten wij ook onze les leren, de hoogmoedige kan geen plaats vinden in de hemel.
Laten we arm in geest worden zodat God rijk kan worden in ons leven. (Matt. 5: 3)
Laten we ons vernederen onder de hoge hand van God zodat Hij ons kan verhogen ter zijnder tijd. (1 Petrus 5: 6)

Copyright © 2019 Gert-Jan van Zanten · Webdesign by BinR
All Rights Reserved · webbijbel.nl
Hosted by VDX

 

Naar boven